strategische bemonstering

Rockview (lees: Jeroen) neemt dan ook bij voorkeur de monsters zelf en bij voorkeur in onderling overleg met de opdrachtgever. Voordat de bemonstering wordt uitgevoerd moet er overeenstemming zijn over de definitieve locaties daarvan; het aantal monsters is dan reeds bekend, omdat dit vermeld wordt in het onderzoeksvoorstel met prijsaanbieding. Een idee over de aard en omvang van de bemonstering ontstaat reeds tijdens het locatiebezoek dat – bij voorkeur in aanwezigheid van opdrachtgever – voorafgaat aan het onderzoeksvoorstel met prijsaanbieding.

monstername

De monsters ten  behoeve van materiaalkundig onderzoek van bestaand werk moeten representatief zijn voor het beoogde onderzoek in het kader van de onderzoeksvraag. Omdat het een destructieve monstername betreft is het tevens noodzakelijk de bemonsteringslocaties zo strategisch mogelijk te kiezen en hierbij enige terughoudendheid te betrachten. Er moet immers worden voorkomen dat er een “gatenkaas” ontstaat door de bemonstering van bijvoorbeeld een monumentaal object. Maar met een te gering aantal monsters kan wellicht de onderzoeksvraag niet volledig worden beantwoord en dan wordt het doel gemist.

Voor een petrografisch onderzoek worden doorgaans representatieve boorkernen genomen met een holle diamantboor, doorgaans met een diameter van 5 cm. Waar nodig worden kernen geboord met een grotere diameter, maar dat wordt altijd uitgevoerd door een boorbedrijf met goede naam, waarbij Jeroen aanwezig is. Het kan ook voorkomen dat monsters voor het petrografisch onderzoek behoedzaam met een beitel(tje) en hamer kunnen worden genomen.

De boorkernen – of anderszins vergaarde monsters – worden direct na monstername van hun monsternummer voorzien en verpakt in een stevige plastic zak, eveneens voorzien van het monsternummer.

t.b.v. petrografisch onderzoek van metselwerk en beton

t.b.v.
vocht- en zoutonderzoek

Voor een vocht- en zoutonderzoek worden poedermonsters (ook wel “gruismonsters” genoemd) vergaard met gebruikmaking van een massieve boor, diameter 12 mm. Ook de locaties van deze bemonsteringslocaties worden strategisch gekozen. Uit één boorgat kunnen meerdere boorpoedermonsters achter elkaar worden vergaard, om zodoende inzicht te verkrijgen in de vocht- en zoutbelasting van het te onderzoeken materiaal (veelal metselwerk) in afhankelijkheid van de diepte en/of het soort materiaal (desgewenst pleisterlagen apart en metselwerk apart). Teneinde bijvoorbeeld optrekkend vocht te kunnen aantonen of juist te kunnen uitsluiten, worden hiertoe twee of meer boorgaten boven elkaar bemonsterd.

Ieder boorpoedermonster wordt direct na monstername overgebracht in een stevig, luchtdicht afsluitbaar plastic zakje, voorzien van het monsternummer. Na aankomst in Amsterdam worden de boorpoedermonsters gekoeld op 5 graden Celcius bewaard tot het moment van analyse (soms al op de dag van bemonstering, maar vaak de dag daarna, of binnen enkele dagen). 

t.b.v. nieuw materiaal

Monsters ten behoeve van inboetingen in bestaand werk, of ten behoeve van nog te realiseren werk, moeten eveneens representatief zijn voor het desbetreffende materiaal. Dit zijn vaak baksteenmonsters (inboetstenen), of natuursteenstalen. De invloed met betrekking tot de representativiteit van dergelijke monsters kan veelal niet door Rockview worden gegarandeerd; het betreft immers doorgaans monsters die ter goedkeuring door de directie – worden uitbesteed aan Rockview. Desgewenst kunnen wijzelf proefmonsters nemen uit een grote partij.

Tijdens een groevebezoek kan het noodzakelijk zijn aanvullend materiaalkundig onderzoek uit te voeren (bijvoorbeeld een petrografisch onderzoek). Jeroen neemt hiervoor de benodigde monsters, die hij representatief acht voor de natuursteen in kwestie.

t.b.v. natuursteenselectie in de groeve

In geval van het keuren van partijen dakleien in de krat maakt de bemonstering van de te beproeven leien altijd deel uit van de opdracht.

t.b.v. leikeuring in de krat

t.b.v. restauratiebehoefte leidekking

stel een vraag

Tijdens het bepalen van de restauratiebehoefte van bestaande dekkingen kan het nodig zijn een aantal leimonsters uit de dekking te nemen ten behoeve van een aanvullend petrografisch onderzoek. Hiervoor worden met een metaalzaag kleine deelmonstertjes afgezaagd van doorgaans vijf verschillende leien, bij voorkeur uit verschillende dakvlakken. Door deze wijze van bemonsteren blijft de functie van de leidekking in tact.